|
theater:
Blind
Date
Het Verhoor
Wie is er bang voor Virginia
Woolf?
Vrouwen van eer
Vijf kamers
Alex d'Electrique
Vlaggetjesdag
cabaret:
De
Berini's
Marijke Boon
Hans Dorrestijn en Martin van
Dijk
Jacqueline Kerkhof
Alex Klaasen en Martine Sandifort
Rooyackers, Kamps & Kamps
Jan Rot
Hans Teeuwen
familievoorstelling:
B
en D
kindertheater:
Cees
Brandt
speciaal:
An
& Jan
|
|
Het
Verhoor
infopakket
HET VERHOOR
van: Ronald Harwood
regie: Lodewijk de Boer
vertaling: Ab van Ieperen
productie: Hummelinck Stuurman Theaterproducties
met: Bram van der Vlugt, Nadja Hüpscher, Theo Pont, Hans Breetveld,
Toncy van Eersel en Ronald Armbrust
speelperiode: september - december 2001
GENOMINEERD
VOOR DE NRC TONEELPUBLIEKSPRIJS!
Het
Verhoor', waarvan de oorspronkelijke titel Taking sides' luidt,
is opnieuw een meesterwerk van de Engelse toneelschrijver Ronald Harwood.
Harwood, in 1934 in Zuid-Afrika geboren onder de naam Horwitz, leeft sinds
1951 in Engeland. Daar is hij een veelgeprezen en gelauwerd auteur van
toneelstukken, filmscripts en romans. Van 1993-1997 was hij president
van de internationale schrijversorganisatie PEN. Het is jammer dat zijn
indringend en geëngageerd werk in Nederland vrij onbekend is. Behalve
zijn prachtige toneelstuk De Dresser' (1980) en de verfilming ervan
uit 1983 (regie: Peter Yates, Albert Finney) is hier nauwelijks iets van
Harwood te zien geweest. De Dresser' is in 1998-99 door Hummelinck
Stuurman Theaterbureau uitgebracht in een mooie bewerking van Porgy Franssen
en Hans Dagelet.
Taking
sides' ging voor het eerst in première op 18 mei 1995 in het Minerva
Theatre in Chichester (UK). De premiere ervan vond in 1996 op Brodway
plaats.
Ronald Harwood heeft gedegen onderzoek gedaan naar Furtwängler's
leven Authentieke uitspraken en situaties zijn in het stuk verwerkt. Her
en der zal hij hem woorden in de mond hebben gelegd, maar het onderzoek
door de denacificatie-commissie heeft daadwerkelijk plaats gevonden. Furtwängler
werd zelfs tot twee keer toe opgeroepen: in Wenen en later nog eens in
Berlijn. Uiteindelijk werd hij op beide plekken vrijgesproken.
Gepassioneerd en poëtisch beschrijft Harwood de confrontatie tussen
cultuur en macht, kunst en politiek in het naoorlogse Europa. Wat bijzonder
knap is aan het stuk, is dat de auteur niet oordeelt of veroordeelt, maar
vragen oproept en het publiek een keuze laat maken: taking sides. Interessant
hierbij is dat je niet kunt zeggen: hier is een goede Amerikaan en daar
een dubieuze Duitser.
Het
stuk is bijna per toeval naar Nederland gekomen. Henk Guittart, altviolist
en o.a. medeoprichter van het Schönberg-Kwartet, was twee jaar geleden
in Londen en zag daar Taking sides', en raakte onder de indruk van
de thematiek. Onmiddellijk vertelde hij zijn vriend, schrijver en regisseur
Lodewijk de Boer er over, in de hoop dat hij het hier in Nederland op
de planken zou brengen.
Lodewijk
de Boer viel meteen voor het stuk. Geboren in hetzelfde jaar als de schrijver,
1937, heeft hij in een socialistisch getinte familie als kleuter de oorlog
meegemaakt. De oorlog is hem altijd blijven fascineren. Aangespoord door
zijn ouders dacht hij al na over vriend en vijand. Hij bevond zich dan
ook in het zogeheten kleuterverzet': nijdig en boos de vijand aankijken.
In die tijd ontwaakte in hem ook de liefde voor muziek. Zijn vader was
een groot muziekliefhebber en amateur-musicus en op vrije avonden werd
met elkaar muziek gemaakt. De Boer koos tenslotte voor de viool en studeerde
hard om later violist te kunnen worden. Na zijn afstuderen aan het conservatorium
werd hij als altviolist aangenomen bij het Concertgebouworkest. Met zijn
talent ging hij een grote carrière tegemoet, maar De Boer ontdekte
inmiddels ook zijn liefde voor taal, tekst en toneel, vooral voor naoorlogse
stukken en in het bijzonder het absurdisme van Samuel Beckett en Ionesco.
Hij begon zelf voor toneel te schrijven en wilde uiteindelijk zijn stukken
ook zelf regisseren. Het hiërarchische sfeertje binnen de muziekwereld
stond hem tegen. De Boer moest een keuze maken. Hij werd medeoprichter
van toneelgroep Studio, nu de Brakke Grond, waar hij als Nederlandse avant-gardist
en enfant terrible van de jaren zeventig nieuwe stukken ging schrijven
en regisseren. De oude rotten onder u zullen zich The Family' en
Zeven manieren om een rivier over te steken' herinneren. Inmiddels
heeft hij talloze stukken en regies op zijn naam staan, waarbij sociaal,
maatschappelijk en politiek engagement de rode draad vormt. Afgelopen
seizoen regisseerde hij de voorstelling Cairo Café', met
Ingeborg Elzevier en Sabri Saad El Hamus bij Hummelinck Stuurman. Het
thema in zijn werk gaat altijd weer over politieke structuren en machtsverhoudingen
en hoe mensen zich daarin gedragen, vooral in gespannen situaties zoals
bv. oorlog. En dat sluit nauw aan bij een van de thema's in Het
Verhoor'. En ander thema is de liefde voor de muziek.
De Boer heeft de muziek nooit helemaal losgelaten. Hij zegt zelfs dichter
bij de muziek te zijn gekomen dan in de tijd dat hij in een orkest zaagde.
Hij speelt als altviolist mee in verschillende kwartetten en hij maakt
film- en theatermuziek: dienende muziek die niet op zichzelf staat; in
die zin ziet hij zich niet als componist.
De Boer houdt van muziek. Met muziek kun je de ziel raken en iemand
tot tranen roeren. Met taal lukt dat niet; taal kan je manipuleren, noten
niet. Noten zijn een abstract middel tussen de componist en de instrumentalist
en je moet ze exact spelen. In tekst kan je schrappen, maar in de muziek
niet, want dan vermink je iets en wordt het totaal onbegrijpelijk'.
In Het Verhoor' zijn voor De Boer een aantal vragen bijzonder interessant:
Kan kunst en muziek zich onttrekken aan politieke keuzes? Wat kan de invloed
van kunst en muziek op de mens zijn op de maatschappij? Kan je gepassioneerde
liefde voor de muziek zo groot zijn dat je enkel daarvoor kunt leven?
Welke verantwoording draag je als kunstenaar, en mag je kunst en politiek
gescheiden houden? Ben je schuldig als je in een dictatuur je kunst blijft
uitoefenen?
Concreet in dit geval: Is Wilhelm Furtwängler schuldig omdat hij
tijdens het Nazi-regime bleef dirigeren? Omdat hij optrad ook voor de
nazi's, al was dat tegen z'n zin?
Het
Verhoor
1946. Berlijn. Het hoofdkantoor van de Amerikaanse bezettingsmacht. De
Amerikaanse ijzervreter Major Arnold (Theo Pont), nog enigszins in het
gareel gehouden door zijn Duitse secretaresse (Toncy van Eersel), zet
zijn tanden in het halfbeurse vlees van zijn prooi, de wereldberoemde
dirigent Wilhelm Furtwängler (Bram van der Vlugt). Koste wat het
kost wil deze Major de winnaar van zijn eigen show worden en de foute
bandleider', zoals hij Furtwängler noemt, veroordelen. Hij krijgt
voor deze klus de fatsoenlijke verbindingsofficier David Wills (Ronald
Armbrust) aan zijn zijde.
Dirigent
Furtwängler was een fenomeen in zijn tijd (1886-1954), een van de
meest invloedrijke dirigenten van zijn eeuw. Zijn enige artistieke rivaal
in die tijd was de Italiaan Arturo Toscanini. Furtwängler bevond
zich op het hoogtepunt van zijn carrière toen in 1933 Adolf Hitler
Rijkskanselier werd. Veel van zijn muzikale collega's, zoals Arnold Schönberg,
Bruno Walter en Otto Klemperer, werden door de situatie gedwongen Duitsland
te verlaten. Anderen emigreerden uit protest tegen de nazi's. Uit een
diep gewortelde liefde voor de muziek besloot Furtwängler te blijven.
Ondanks de gruwelijke omstandigheden.
Onder
leiding van de Amerikaanse pitbull Major Steve Arnold, een fanatieke hater
van de Europese cultuur en de klassieke muziek in het bijzonder, speelt
zich een pandemonium van vernedering en minachting van de meesterdirigent
af die zijn weerga niet kent. De reden van Arnold om een dergelijke blinde
woede zonder nuance ten tonele te voeren wordt in de loop van het stuk
duidelijk. Ondanks de roerende getuigenis van de joodse Tamara Sachs (Nadja
Hüpscher) over hoe Furtwängler haar man het leven redde en ondanks
de vermakelijke pogingen van de violist Helmuth Rode (Hans Breetveld)
het raadsel Furtwängler' voor Arnold op te lossen, lijkt Furtwängler
aan het eind van het stuk een gebroken man.
Gustav
Heinrich Ernst Martin Wilhelm Furtwängler werd op 25 januari 1886
in Berlijn geboren. Zijn familie behoorde tot de Duitse intellectuele
middenklasse en gingen vooral om met gelijkgestelde geestverwanten, die
de gecultiveerde en liberale sfeer van het Duitse humanisme voorstonden.
Duitsland werd in die tijd nog geregeerd door een keizer. Aanvankelijk
bezocht Wilhelm een normale school, maar zodra duidelijk werd dat hij
over meerdere talenten bleek te beschikken, lieten zijn ouders hem thuis
onderwijzen. Professoren, een archeoloog, een beeldend kunstenaar en een
historicus annex musicoloog stimuleerden hem zijn talenten te ontplooien.
Als lief, blond en dromerig jongetje werd hij overal verwend, maar hij
kwam eigenlijk nooit in aanraking met leeftijdgenoten en het leven van
alledag. Sociale- en intelligentie- vaardigheden waren Wilhelm dan ook
vreemd.
Door zijn bespiegelende aard zagen velen in hem een filosoof of theoloog.
Maar de kunst bewoog hem het meest en van alle artistieke uitingen waarmee
Wilhelm in aanraking kwam, inspireerde hem vooral de muziek. Al vanaf
zijn kleuterjaren kreeg hij pianoles en op zijn zevende begon hij, onderwezen
in compositie en theorie, te componeren. Zo had hij op zijn zeventiende
niet alleen veel maar ook behoorlijk werk op papier gezet, waaronder muziek
voor twee koren van Goethe's Faust, een 17-delige setting voor Goethe's
Walpurgisnacht, sextetten, trios, kwartetten, sonates en een Symfonie
in D, die 1903 in Breslau (Wroclaw) werd uitgevoerd.
Ongekende
bliksemcarrière
Als in 1907 Wilhelms vader overlijdt, moet hij noodgedwongen een beroep
kiezen waarmee hij in zijn eigen onderhoud en dat van z'n moeder kon voorzien.
Zo besloot hij uiteindelijk om dirigent te worden. Hij zag zich in die
functie niet als een nederige dienaar van het werk, maar als diens meester
en partner in het scheppingsproces die het geheel opnieuw vormt. Elke
keer dat Furtwängler dirigeerde werd een nieuw kunstwerk geboren.
In 1905 wordt hij, 19 jaar oud, gevraagd door theater/concertgebouw in
Breslau, die eerder zijn Symfonie uitvoerde, als repetitor. Een jaar later
mag hij in München Bruckners toen nog onbekende Negende symfonie
en zijn eigen Adagio voor groot orkest dirigeren.
Zijn debuut werd meteen zijn doorbraak. Direct duidelijk was dat Furtwängler
zich onderscheidde van iedere andere destijds bekende dirigent. Hij zwabberde
over de bok (het dirigentenbodes), danste, zong af en toe en maakte draaiende
bewegingen met zijn armen die in de verste verte niet als een strakke
maatslag konden worden gezien. Zijn eigen compositie was een mislukking,
maar de interpretatie van Bruckner liet een onuitwisbare indruk op het
publiek achter. Intense en oprechte muzikaliteit gecombineerd met gesublimeerde
zinnelijkheid werden hem toegeschreven en in de muziekwereld begon zijn
naam te gonzen. Via Zürich, Straatsburg en Lübeck kreeg hij
zijn grote kans in Mannheim, toendertijd het mekka van kunst en cultuur.
Furtwängler was nog geen dertig - en in de muziekwereld ben je dan
nog piepjong - toen hij Artur Bodzansky als muzikaal directeur daar mocht
opvolgen. In die functie en op die plek werd men toen als een soort halfgod
beschouwd, maar ook als algemeen bezit. Voor de schuchtere Furtwängler
was dat vaak pijnlijk, maar het streelde wel zijn ego. Al snel nam hij
ook Mengelbergs concertseizoen in Frankfurt over, evenals de rol van Richard
Strauss als concertdirecteur bij de Berlijnse opera. Het Gesellschaft
der Musikfreunde dat over de concerten in Wenen gaat, benoemde hem tot
directeur. Een ongekende bliksemcarrière. Furtwängler reisde
van concert naar concert en leefde enkel voor en met de muziek.
De
Eerste Wereldoorlog was, zonder dat 32-jarige Furtwängler er echt
notie van had genomen, inmiddels geëindigd. In Frankrijk en Engeland
werd hij desondanks jubelend ontvangen.
In 1922, Furtwängler is dan 36, wordt hij na de dood van Arthur Nikisch
gevraagd om het Leipziger Gewandhaus en de Berliner Philharmoniker - het
neusje van de zalm - te leiden. Berlijn was in de jaren twintig het bruisend
middelpunt van een vrij en cultureel leven in een land dat kampte met
politieke depressies en materiële ellende. Zo kon hij, weliswaar
onderbetaald, alles doen wat hij wilde. In 1925 debuteerde hij in New
York en werd daar voor twee seizoenen geëngageerd. Heen en weer reizend
tussen Europa en de Verenigde Staten dacht Furtwängler van een veilig
basisinkomen in dollars verzekerd te zijn en gevrijwaard te blijven van
een terugkerende inflatie in het Weimar Duitsland.
Furtwängler
was een te afstandelijke man om bij zijn musici geliefd te zijn, niettemin
inspireerde hij hen tot grote loyaliteit en soms zelfs verafgoding. Hij
bereikte met hen een niveau van communicatie dat een bijna mystieke symbiose
benaderde. Zijn musici hebben weliswaar nooit de aarzelende, zwaaiende
bewegingen van zijn spinachtige armen begrepen, maar op de een of andere
manier wisten zij precies wanneer de strijkstok de snaren moest raken.
Nieuwelingen kregen aanwijzingen als: je begint wanneer de stok bij de
derde knoop van z'n vest zit; je telt tot zeventien vanaf het moment dat
hij zijn arm opheft; je wacht tot je absoluut niet langer kunt wachten.
Tegen zangers zei Furtwängler: U moet niet wachten tot ik een
teken geef, dat doe ik niet. U moet invallen en ik volg u. Ik wil dat
u het overneemt'. Furtwängler kon echter ook wit van woede worden
als de muziek niet goed wilde klinken en bespuwde dan het orkest in machteloze
razernij. De musici bij de eerste lessenaars hadden hier wat opgevonden:
de zgn. Furtwänglerparaplu''.
Geen
vaste formule
Door zijn ongewone en tot dan toe ongekende benadering van muziek werden
deze ongemakken hem vergeven. Furtwängler geloofde in een levendige,
vruchtbare kunst, die ondanks een interpretatie toch op het moment zelf
ontstaat. Een vaste formule voor een steeds juiste weergave, algemeen
geldend en op elke uitvoering toepasbaar, bestond volgens Furtwängler
niet. Iedere uitvoering was een poging om de essentie te ontdekken; zelden
leek de ene uitvoering op de ander, vaak niet eens op de repetitie die
eraan vooraf was gegaan. Hij leerde een partituur voor een concert uit
zijn hoofd en dirigeerde met gesloten ogen, als in gebed. Een groot deel
van de repetitietijd werd besteed aan het glad laten verlopen van overgangspassages,
zodat hij en de orkestleden zich niet ongerust hoefde te maken over technische
problemen en ze zich konden concentreren op de structurele en geestelijke
dimensies. De violist Yehudi Menuhin die herhaaldelijk met Furtwängler
heeft gewerkt en zijn uitvoeringen vaak bijwoonde, was geïntrigeerd
door de soevereine bezeten manier van dirigeren. Altijd was er de muziek
eerst, alsof Furtwängler er niet was. Door velen wordt hij gezien
als de grootste dirigent van de afgelopen eeuw.
Hindemith-affaire
Op het hoogtepunt van zijn carrière kwamen de nazi's aan de macht.
Adolf Hitler werd in 1933 Rijkskanselier. Net als vele andere kunstenaars
kon of wilde Furtwängler zich niet voorstellen dat dit soort primitieve
mensen een serieuze bedreiging vormde, dat zij ooit macht over het Duitse
volk met zijn hoogstaande culturele, humanistische en filosofische achtergrond
zouden kunnen krijgen en dat dit onmogelijk van lange duur kon zijn. Vrij
snel werden joodse musici in het "Nieuwe Reich" op de zwarte
lijst gezet. Furtwängeler schreef daarover aan Goebbels: Als
de strijd tegen de joden vooral gericht is tegen die artiesten die hier
niet thuishoren en verderfelijk zijn, dan is dat alleen maar terecht.
[
] Maar indien deze aanval eveneens gericht is tegen echte kunstenaars,
dan is daar het belang van ons culturele leven niet mee gediend. Dergelijke
mensen moeten in staat worden gesteld in de toekomst in Duitsland vrijuit
te spreken.'
Zijn brief werd openbaar gemaakt door de minister van Propaganda en Voorlichting
begeleid door diens eigen onoprechte antwoord, waarin de volste
steun' werd toegezegd aan de "ware kunstenaars".
Furtwängler vatte Goebbels' woorden letterlijk op en nodigde buitenlandse
joodse solisten uit. Een joodse vriend die hij in Wenen had ontmoet antwoordde
dat als alle musici die op politieke of raciale gronden waren ontslagen
hun plaats in Duitsland weer zouden krijgen, hij gaarne terug zou keren.
Tot zijn grote verbazing antwoordde Furtwängler hem dat hij kunst
met politiek verwarde.
Intussen
had Furtwängler een Meistersinger gedirigeerd ter viering van de
inwijding van het Derde Rijk en al spoedig zou hij verschillende eerbewijzen
van de leiders van het nazi-regime in ontvangst nemen. Bijna twee jaar
leefde hij in vreedzame coëxistentie met de nazi's; hij deed zijn
best voor staatloos geworden musici, hielp mensen die moesten vluchtten
aan papieren en geld en met speciale vergunningen wist hij enkele joden
voor zijn orkest te behouden. Hij dirigeerde ongestraft decadente
muziek', zoals een symfonische opera van Paul Hindemith. Deze werd om
diverse uiteenlopende redenen verboden: vanwege de modernistische toonzetting,
een subversief libretto dat de rol van een kunstenaar in een repressieve
maatschappij behandelde, Goebbels' persoonlijke antipathie jegens de componist
en de raciale afkomst van diens vrouw.
Aangemoedigd door enthousiaste reacties en geërgerd over herhaalde
nazi-kritiek schreef Furtwängler in november 1934 opnieuw een van
zijn open brieven aan Goebbels, waarin hij verzocht om herziening van
de zaak Hindemith. Zijn beroep werd op de voorpagina van de Deutsche Allgemeine
Zeitung afgedrukt. Als Furtwängler die avond op het punt staat Tristan
te dirigeren in aanwezigheid van Goebbels en Göring wordt hij door
het publiek met een twintig minuten durende ovatie begroet. De betekenis
ervan zal de nazi-leiders allerminst zijn ontgaan.
De
neergang
De gevolgen konden uiteindelijk ook voor Furtwängler niet uitblijven.
De nazi's lieten hem tien dagen lang op antwoord wachten. Toen werd hij
in Göring's kantoor ontboden, waar hij op niet misverstane wijze
werd toegesproken en lichamelijk bedreigd. Tijdens een grote bijeenkomst
in het Sportpalast werd hij door Goebbels vanwege zijn bemoeienis
met zaken van nationale politiek' ook in het openbaar afgestraft. Furtwängler
wordt gedwongen ontslag te nemen bij de Staatsopera, maar kreeg het bevel
om bij de Philharmoniker te blijven. Op verzoek van de Führer moet
hij tevens afzien van zijn voorgenomen vakantie met Engelse vrienden in
Egypte. De laatste klap kwam nog het hardst aan als zijn onmisbare secretaresse
Berta Geissmar wordt bevolen onmiddellijk Berlijn te verlaten. Göring
hoopte dat als Furtwängler haar kwijt zou zijn het met zijn carrière
ook gedaan was. Na enkele dagen wordt Geissmar's paspoort afgenomen en
haar leven hing nu af van Furtwänglers goede gedrag. In maart 1935
ging Furtwängler naar Goebbels en ondertekende een openbare verontschuldiging
inzake de affaire Hindemith. Aan het eind van dat jaar kreeg Geissmar
haar paspoort terug en vertrok naar Londen. Furtwängler is dan een
stuurloos schip geworden en de nazi's misbruikten hem schaamteloos voor
hun propagandadoeleinden. Hij trad op bij partijbijeenkomsten en in twee
bezette landen werd hij naar zijn concerten gereden door een autocolonne
van de SS. Ongewild bewees Furtwängler de nazi's grote diensten en
profiteerden zij van hem. Met zijn Duitse loyaliteit en zijn aangeboren
besluiteloosheid had hij Hitler geholpen bij zijn maskerade als bewaker
van Duitslands erfgoed. Furtwängler hield contact met een handjevol
joodse musici in Berlijn, totdat de tekenen op de straatmuren hen deed
besluiten te emigreren. In Wenen is het hem niet gelukt de joodse leden
van de Philharmoniker van de gaskamers te redden.
Veel van Furtwänglers muzikale collega's, zoals Arnold Schönberg,
Bruno Walter, Otto Klemperer en bijna alle musici van de Berliner Philharmoniker
werden als joden en Entartete Künstler' door de situatie gedwongen
Duitsland te verlaten. Of ze werden uiteindelijk gedeporteerd. Anderen
emigreerden uit protest tegen de nazi's. Maar Furtwängler bleef.
Waarom heeft hij Duitsland niet verlaten? Het buitenland wachtte nog steeds
op hem. Hij was beroemd, gevierd, had overal vrienden en kon een verzekerde
toekomst tegemoet zien.
De gedachte dat iemand zich met zijn werk zou kunnen bemoeien kwam simpelweg
niet bij hem op. Bovendien was Furtwängler zo van zijn taak en positie
overtuigd, dat hij dacht alles met uiteenzettingen weer in het reine te
kunnen brengen. Hij geloofde heilig in de macht en de kracht van de muziek.
En aan het eind vond hij ook dat hij zijn land en landgenoten niet in
de steek kon laten, Hij wilde met zijn muziek troost bieden en steun en
hoop geven. Maar niet alleen dat, hij slaagde erin veel joodse collega's
te helpen, met geld en papieren om het land te verlaten, onder te duiken
of te vluchten.
In 1936 wilde Toscanini hem als zijn opvolger in New York benoemen. Furtwängler
overlegde eerst met Goebbels en aanvaardde vervolgens het aanbod, op voorwaarde
dat hij in Duitsland kon blijven dirigeren. Dat lokte het protest uit
van de hele joodse gemeenschap in New York, waarop hij zich terugtrok.
Hij zond een telegram met de volgende tekst: Politieke controverses
zijn mij onaangenaam. Ben geen politicus, maar exponent van Duitse muziek
die de hele mensheid toebehoort ongeacht politiek. Ik stel voor mijn seizoen
uit te stellen totdat publiek beseft dat politiek en muziek gescheiden
zijn.'
Interessante
cast
Bram van der Vlugt, ooit oprichter van de alternatieve toneelgroep Sater,
acteur in talloze toneel-, televisie- en bioscoopfilmproducties, won de
Louis d'Or voor zijn vertolking van Niels Bohr in Kopenhagen' van
Michael Frayn in de regie van Peter Tuinman bij het NNT, was te zien met
Het Toneel Speelt in Familie' van Maria Goos, en speelt hier de
dirigent Furtwängler.
Theo
Pont was een aantal seizoenen acteur bij Toneelgroep Centrum en vele jaren
met prachtige rollen verbonden aan Art&Pro van Frans Strijards. Hij
speelde vele indrukwekkende televisie-rollen, was afgelopen seizoen onder
meer te zien in Enigma-Variaties', hij speelt hier de Amerikaanse
onderzoeksofficier Steve Arnold.
Hans
Breetveld maakte na zijn acteursopleiding samen met Paul de Leeuw en Joep
Onderdenlinden de voorstelling Beste Maatjes', die werd onderscheiden
met de Scheveningse Cabaretprijs '91. Hij speelde gastrollen bij Fact,
Independance, het Zuidelijke en het Nationale Toneel en maakt nu deel
uit van het comedygezelschap Mussen&Zwanen. Hij speelt de opportunist
Helmuth Rode.
Toncy
van Eersel heeft nog maar drie jaar geleden haar opleiding voltooid, maar
speelde al diverse mooie rollen bij theater en film, waaronder de rol
van Sascha de Graaf in de eerste 60 afleveringen van de tv-serie Westenwind'.
We zien haar in de rol van de Berlijnse secretaresse Emmi Straube.
Ronald
Armbrust speelde in diverse theater- en televisieproducties en enkele
jaren bij het theatergezelschap Teneeter. Hier is hij te zien als de jonge
lieutenant David Williams.
Nadja
Hüpscher, ook nog een jong talent, ontving in 1999 het Gouden Kalf
in de categorie beste actrice voor haar rol in de speelfilm De Boekverfilming',
is bekend uit diverse televisieseries en speelde bij het Ro-theater en
in vrije producties.
NRC
Toneelpublieksprijs
Kort na de première van een toneelvoorstelling geeft het publiek
op twee stemavonden zijn waardering over de voorstelling op een stembiljet.
Bij een hoge waardering wordt de voorstelling genomineerd voor de NRC
Toneelpublieksprijs. De productie krijgt vervolgens advertentieruimte
in NRC Handelsblad en ruime media aandacht via Ster & Cultuur en radio.
Aan het einde van het seizoen vindt er een tweede stemronde plaats over
alle genomineerde voorstellingen. De vier voorstellingen met de hoogste
gemiddelde score van beide stemronden worden de finalisten voor de prijs.
De winnaar van de NRC Toneelpublieksprijs is de voorstelling met de hoogste
eindscore na de twee stemrondes.
De winnaar van de NRC Toneelpublieksprijs ontvangt 75.000 en voor
50.000 aan advertentieruimte in NRC Handelsblad. De bekendmaking
van de winnaar is op maandag 10 juni in Koninklijk Theater Carré,
gelijktijdig met de uitreiking van de VSCD Toneelprijzen (Theo d'Or en
Louis d'Or e.a.).
|
|
|
|